onberooid bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. onbesuisd, ondoordacht(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Hie is wel wat arg onberooid te wark egaone (Hoogeveen)

    Zie ook:
  2. geen peil op te trekken(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Je kunnen neit veul op hum an, hij is nogal onberooid (Peize)

    Zie ook:
  3. verbazingwekkend(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Het is onberooid, zoveul die kerel der deurjagd het (Roden)

    Het was onberooid mal (Westervelde)

    Zie ook:
  4. lomp, onfatsoenlijk(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Wat is het toch een onberooid schepsel, daor is gien greintie fetsoen bij (Uffelte)

    Zie ook:
  5. onopgeruimd(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Het lig er wat onberooid bij, laow het mar wat terechte maeken (Wapserveen)

    Zie ook:
  6. ongerooid(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wij hebt nog een lappe onberooide grond, de eerappels mut er nog uut (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...