ongelukkig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. ongelukkig

    Hij kwam ongelukkig terecht (Odoorn)

    Ongelukkig, as ze oe veur een hekse anzagen (Kerkenveld)

    Zie ook:
  2. gehandicapt

    Hij is van de zolder vallen en is zien heile leven ongelukkig bleven (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...