onschuldig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. onschuldig

    Hie hef een toer onschuldig in de bak zeten

    Hie kik zo onschuldig oet, mor kiek oet met hum (Sleen)

    Zie ook:
  2. onschadelijk

    Dat is een onschuldig middeltie (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...