ontzeggen
Veur zien gezondheid mot hie zuk hielwat ontzeggen (Borger)
Ik ontzeg je het recht um .... (Erica)
ontkennen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Dat kan'k niet ontzeggen; ij hebt wal geliek (Sleen)
verbieden(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Ie könt de jongen niet teveule ontzeggen, aans hej kaans det ze het stiekum doet (Koekange)