opbrengen
Hij kan de huur niet opbrengen (Odoorn)
De eerappels brengt van het joor ok niks op (Barger Oosterveld)
Dat is mij te stoer, dat kan ik neeit meer opbrengen (Gasselte)
naar een bepaalde plaats brengen
De plietsie zal hum wal opbrengen
Die mit wegkroepertien mut opbrengen, mut eerst tot honderd tellen (Broekhuizen)
Een jachthond mot wat opbrengen
grootbrengen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Ik bin bij mien ome op ebracht (Dwingelo)
Zie bint met muziek opbracht (Sleen)
inbrengen(Midden-Drenthe)
Bij de meeste boeldagen kunj wel opbrengen (Rolde)