opdonder -s, de
  1. klap

    Hij kreeg een beste opdonder (Roswinkel)

    Ik zal je een opdonder geven, dat je tanden achter veur de kont zit te kaortspeulen (Erica)

    Zie ook:
  2. Die ziekte, daor hef e een beste opdonder van had

    Zie ook:
  3. (meestal verkl.) vlinderstrik(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...