opdrukker -s, de
  1. duw

    Hij hef een beste opdrukker had (Norg)

    Za'k oe een opdrokkertie geven?

    Zie ook:
  2. duwbootje met motor

    De eerappelschippers haarden een opdrukker achter het schip (Barger Compascuum)

    Met een opdrukker gung het aordig gauwer as met een scheepsjaoger (Borger)

    opdouwer

    opduwer

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...