opduken sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. opduiken

    Iene, die goed zwömmen kan, kan een ding van de bodem van het zwömbad opduken (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. te voorschijn komen

    Wij hadden hum zo'n toer niet zien, mar toen kwam e weer opduken (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:
  3. te voorschijn halen

    Woor hest doe dat aole bouk opdoken (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...