ophakken overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. met de hak bewerken

    Het boekweitland wuurd vrogger ophakt (Padhuis)

    Ie moet die kant even ophakken, dat we goed ploegen kunt (Klazienaveen)

    Met roggemeien mussen wij de kaanten ophakken en met gresmeien ok

    Toen ik de kaant ophakken zul, brak mai de ham (Peize)

    De slootkaanten moet nog even ophakt worden, veurdat ze komt te schouwen (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...