opjutten overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. opjutten

    Ik laote mij niet graag opjutten (Ruinerwold)

    Dai baos van ons het nog nooit anders daon as opjutten (Valthermond)

    opjagen

    Zie ook:
  2. opbeuren, optillen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wij moet die boom opjutten, dan kuw der een klossien under kriegen (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...