opleggen, verplichten
IJ kunt mij non wal zuk wark opleggen, mar ik moe dat ok doen kunnen (Oosterhesselen)
van een nieuwe strook staal voorzien(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Die hebt het ploegmes vannei wèer oplegd (Mantinge)
As de punt van een ploegmes kepot is, dan legt de smid der een stuk op (Sleen)
Een biele opleggen (Dwingelo)
Assen opleggen
bij het vlak achter elkaar schaatsen de hand op de schouder van de voorman leggen
Zie hadden bie mekaor oplegd en scheuvelden in ein lange riege (Emmer Erfscheidenveen)
De jonge scheuvelloper rèup: 'Opleggen' en het duurde maar èven of der harren der wel twintig op e (Ruinerwold)
voorzien van een laagje
Die kaste was op elegd, die was niet massief (De Wijk)
De haan van de toren is oplegd met gold (Oosterhesselen)
opzetten van een turfring(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Der weur zegd van ringen en ok wel turf opleggen (Klazienaveen)
bij de bank sparen
Hij lop der jao bij of zien va geld oplegt