Ook: opreuden II, opreuden (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
opnieuw roeren(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Aj het bereursel weg zet, wordt het wat stief en dan muuj het opnei opreuren (Sleen)
bewerken, zwart maken(Zuidwest-Drenthe)
Het laand wat opreuren, ...opreuden deej 's haars (Dwingelo)
Ik zal dat kaampie eerappel wat opreuren (Nijeveen)
oprakelen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)
Ik zal de kachel ies wat opreuren, want het is niet arg warm meer (Ruinerwold)
opstoken(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Hij reurt de boel op met die staking (Hoogeveen)
Hij wol die zaak persé opruren um de duvel in het gaoren te kriegen (Elim)