opreuren overgankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: opreuden II, opreuden (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. opnieuw roeren(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Aj het bereursel weg zet, wordt het wat stief en dan muuj het opnei opreuren (Sleen)

    Zie ook:
  2. bewerken, zwart maken(Zuidwest-Drenthe)

    Het laand wat opreuren, ...opreuden deej 's haars (Dwingelo)

    Ik zal dat kaampie eerappel wat opreuren (Nijeveen)

    Zie ook:
  3. oprakelen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    Ik zal de kachel ies wat opreuren, want het is niet arg warm meer (Ruinerwold)

    Zie ook:
  4. opstoken(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Hij reurt de boel op met die staking (Hoogeveen)

    Hij wol die zaak persé opruren um de duvel in het gaoren te kriegen (Elim)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...