opschieren werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. netjes maken, opknappen

    Ik wil mie nog een beetien opschieren veurdat de visite komp (Roswinkel)

    Ik zal het nog wat opschieren om hoes tou (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. netjes worden

    Je toen zal der heeil van opschieren, aj aal dat onkruud der oet hebt (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...