optrekken
De veldwachter trok de strikken op (Emmer Erfscheidenveen)
Ik mo de hardschilde bonen nog optrekken en ophangen
Aj een stam optrekt zit er hielwat an
De nevels trekt op (Oosterhesselen)
Aj een peerd hadden, dat demp was, dan trök de boek op; die kun niet aosemen mit de ribbekaste (Zuidwolde)
Dit biest wil de melk nog wel ies optrekken
De mot trekt het zog op (Emmen)
Eerst wol hij het veur die pries verkopen, mar nou trekt hij de melk op
grootbrengen
Ze hebt dat biggie mit de flesse optrokken (Barger Compascuum)
opentrekken(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Geneer ie oe niet um zo'n grote bek op te trekken? (Hoogeveen)
oprollen(Kop van Drenthe)
Wai hebben het draod om het laand optrokken (Roden)
opgaan van de zon
Zie ook: