opvallen onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. opvallen

    Is het die wal ies opvallen dat hij altied zunder zien vrouw op de raaize gait? (Barger Oosterveld)

    Jan har liepogen; laoter kreeg e een bril en toen vuil het neit meer zo op (Peize)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...