opzitten onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. opzitten

    Die hond dee niks as opzitten en pooties geven (Emmen)

    Ik zal hum leren opzitten (Barger Compascuum)

    opzitten leren

    en pooties geven

    Zie ook:
  2. waken

    Wij moet opzitten vannacht; wij kunt nog een kalf kriegen (Sleen)

    Zie ook:
  3. op het paard gaan ziten (vn) 'dadelijk moet de knecht...

    opzitten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...