overbrengen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. overbrengen

    Ze wilt de schure in zien geheil overbrengen naor heur

    neie stee (Barger Compascuum)

    Ik zal de groeten even overbrengen (Drouwen)

    Het wuur van aolder op kinder overbracht (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. doorvertellen

    Je mout hum niks vertellen,

    want hij brengt alles over (Zuidlaren)

    Zie ook:
  3. overtuigen, bewijzen (wp, wm) 'Dit zult gij mij overbrengen' gezegd bij een twist

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...