overgeven sterk, werkwoord, (on)overgankelijk, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: overhanden (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), (Zuidwest-Drenthe Zuid), overnemen, overpakken

  1. overgeven, spugen

    Jaantien was toch zo ziek, het hef griezelig overgeven (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. niet door laten gaan

    Wij wolden hen de markt, mar het was zo slecht wèer, det wij hebt het mar overgeven (Pesse)

    Dat kun ik niet best overgeven

    Hie gaf het er tegen over

    Zie ook:
  3. opgeven, beëindigen

    Hij wil het mar niet overgeven, hij is

    zo'n

    deurzetter (Nijeveen)

    Wij hebt van alles prebèerd, mar wij mussen het aovergeven (Uffelte)

    Laow het mor overgeven: komp toch niks van terechte (Roderwolde)

    Hij hef

    het roken der met overgeven, het mus ok van dokter (Eext)

    Hij is aover egeven

    Zie ook:
  4. overhandigen, aan een ander geven

    Aolde boerenlu kunt er soms niet toe komen, de boel an een jonger geslacht over te geven (Coevorden)

    overhanden

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...