overhen bijwoord
  1. overheen

    Hij het er vaarf overhen smeerd (Roderwolde)

    Hij springt er wal een meter overhen (Sleen)

    Hij beud er overhen

    Ik har der overhen lezen (Barger Oosterveld)

    Hij kan der nog niet overhen komen, dat hij mit ringstikken verspeulen mus (Hoogeveen)

    Ze zitten over hum hen

    overhèer

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...