overloper
Die man is een overloper; dan is hij het eens met de ene en dan met de aander (Hijken)
In elke oorlog bint er wol overlopers (Roswinkel)
dier, dat een jaar niet drachtig is geworden
Een overloper kreg niet ieder jaor een jong (Dwingelo)
Den koe is gust, dat is een overloper (Emmen)
ongetrouwd persoon(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Een olde vrijgezel, dat is een overloper (Klazienaveen)