overschot, teveel
Der schient een overschot an botter te weden (Dwingelo)
wat overblijft
Geef het aoverschot mar an de varkens (Ruinerwold)
term bij blokgooien, extra gooibeurt(Zuidoost-Drenthe)
As een speuler prebeert iene dood te gooien en dat lukt hum, dan krig hij overschot. Dan mag hij nog (Klazienaveen)
Sekuur der op an, gien bijschot en gien overschot; alles blef (Anloo)
spellegie om elkaars iezern kogels te pikken. Raakte de kogel bijv. een steen, dan rupen wij direct: (Elim)
Het overschot is veur de goddelozen (Sleen)
veur het siepie (Diever)
veur de veugelties (Meppel)