paand -en, het, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe

Ook: pand (Zuidoost-Drenthe), pantsje

Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
  1. pand van de jas

    Hij stopte altied zien zakdoek achter in de paand van de jasse (Ruinerwold)

    De rechter paand van je jas trekt wat

    Paanden van de jas, dei wapperden hom nao (Zuidlaren)

    Zie ook:
  2. Wil ie een paand op de zeum, ...op de jasse hebben?

    Zie ook:
  3. gebreide of genaaide delen van kledingstuk

    Ik heb al een paand van dat vest of

    Ik kan dat pand wal ofhechten, hij is lang genog (Gieten)

    Zie ook:
  4. deel, stuk, vooral van grond

    Bie dat hoes is een mooi paand grond bie (Roswinkel)

    Dat stuk laand wordt in drei panden verhuurd (Roderwolde)

    Wij hebt dit jaor een flink paand bieten (Elim)

    Aj een pand eerappels krabd hebt, maj even vort

    Ze hadden een breeid paand veur met erpelkrabben

    Wij hadden twie ledder erpel in een paandtien (Oosterhesselen)

    Ik zal nog even een paand eerpels opsteken (Anderen)

    As wai dat paand er of maaien, dan bin wai niet min (Roden)

    Perstörf koch ie per pand; 200 riegen op een pand (Klazienaveen)

    Een pand perstörf opstoeken (Barger Compascuum)

    Wat is oes een paand oet de daok weid!

    Zie ook:
  5. gebouw

    Hoe lange woon ie al in dat paand (Dwingelo)

    Zie ook:
  6. gedeelte in de wegen, wallen, vaarten, dammen, die door markgenoten of inwoners onderhouden worden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Dat paand is kwaodschouwd

    Bron: J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848 Zie ook:
  7. onderpand

    Wat mot hij doen um dit paand weer te kriegen?

    Zie ook:
  8. in

    pantjen roon

    Zie ook:
  9. (verkl.) schoteltje(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Vroeger drunken ze de koffie vaeke uut het paandtie, as het hiete was (Vledder)

    Een schoteltie koffie wör ook wel ies een paandtie koffie enuumd (Wapserveen)

    Zie ook:
  10. gedeelte tussen de baggerschotten, dat vol moest(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het paand is vol en nou meuw der mar een nei paand bij anleggen (Pesse)

    Een paand was het stok van het kip dat mit het uutjutten berekbaor was (Wapserveen)

    Het pand tussen de schotten is pand (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...