pappen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. nathouden

    As ze longontsteking hadden, mussen ze pappen en bij pien in de boek ok

    Aj zwèerderije hebt, muj det pappen en natholden (Hoogeveen)

    Aj het in de oren hadden, muj pappen met lienmeel (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. zoete broodjes bakken

    As hie gevaor zet, giet hie pappen (Elim)

    Hij mot de hele dag pappen en natholden met hum, aans holdt hij gien vree (Gasselte)

    Hes zeker flink mötten pappen? (Padhuis)

    Aj gèern wat hebben wilt, moej pappen en natholden (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...