nathouden
As ze longontsteking hadden, mussen ze pappen en bij pien in de boek ok
Aj zwèerderije hebt, muj det pappen en natholden (Hoogeveen)
Aj het in de oren hadden, muj pappen met lienmeel (Roderwolde)
zoete broodjes bakken
As hie gevaor zet, giet hie pappen (Elim)
Hij mot de hele dag pappen en natholden met hum, aans holdt hij gien vree (Gasselte)
Hes zeker flink mötten pappen? (Padhuis)
Aj gèern wat hebben wilt, moej pappen en natholden (Sleen)