parg -en, de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. akelige, gierige kerel

    Wat een minne parg van een kèrel is det (Koekange)

    Een parg van een vent, een uutzoeger. Het is volgens oens een Jeuds scheldwoord (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. dwarsligger

    Wat is det jao een parg, det is een echte dwarsbongel (De Wijk)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...