piepen II onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe

Ook: piepkern (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. een pijp roken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Die aolde man zit de hiele dag maor een beetien an te piepen (Buinen)

    Hij krig de piepe nich kaold, hij piepkert eingaol mar an (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. plooien maken(Kop van Drenthe)

    Plooien in een plooimus maoken is hullen of piepen (Zuidlaren)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...