Ook: plezeier (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), pleza(a)ier (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), plezaar (Veenkoloniën), plezeer (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)
plezier
De knuppels haren toch zo'n plezeier in de snei (Barger Compascuum)
Det döt mij plezier daj oens ies koomt opzuken (Broekhuizen)
Die hebt ok niet veul plezeer van heur jong (Drouwen)
Hij huppelt van plezier (Pesse)
wil, schik