ploeg I -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: ploog (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), plooug (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), ploug (Kop van Drenthe), plouge (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. ploeg

    As de vruchten van het laand bint, dan kan de ploeg der weer in (De Wijk)

    Vrouger luipen wie daogenlaank achter de plouge (Emmer Compascuum)

    Vrouger hadden wie een einscherige ploug, maor nou een viefscherige (Zuidlaren)

    Hoeveul laand hej under de ploeg?

    Zie ook:
  2. deel van de ploeg, schulp

    Een geulenjaoger is een warktuug mit drei of vief plougies (Peize)

    Zie ook:
  3. 32 Groninger of 24 Zwolse of Steenwijker mudden zaailaand plus erbij behorend waardeel (N, veroud.)

    An de punte van de schöppe zit gold, an de punte van de ploeg zit zulver (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...