U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ploeg"
Resultaten 1 - 20 van 88
- baggelaar: Baggelaars, een ploeg van 4 Ã 6 man (Erica)
- bewarpen I: een bewarpen ploeg
- bonker(d): Den bonkerd kan de ploeg wal trekken (Stieltjeskanaal)
- bouwmannegien: In de meitied loopt de bouwmannegies achter de ploeg an (Oosterhesselen)
- dreischèrig: Een drieschèrige ploeg (Sleen)
- gat: Wij hebt het halve gat van de ploeg verleuren (Oosterhesselen)
- gresschief: As een boer gresland wil ploegen, dut hie een gresschie in de ploeg um het gres te snieden (Coevorden)
- haand: De haand an de ploeg slaon (Hijken)
- haker: Een ploeg bestun oet twie hakers en ien spitter of het dubbele (Odoorn)
- hecht: Het hecht was van de ploeg of (Grolloo)
- hoorn: Wal gebroekten ze hier de heurns van koenen as handvatten veur de ploeg en andere dingen (Padhuis)
- ienpèerds(-): iezern ploeg met een radtien der veur under (Emmen)
- iezer: Het iezer van een ploeg
- ingever: Een ploeg was 1 ingever, 1 haker en 1 tussenhaker (Weiteveen)
- inploegen: wurden de eerdappels achter de ploeg in eploegd (Koekange)
- instuk: Het instok van de ploeg is het diel dat de slietende dielen drag; dat bint de schere, het mes en de (Smilde)
- klaaf: Een klaafien kan an de ploeg zitten, mar ook an een ketten (Ruinerwold)
- klaaf: An de ploeg zit een klaeve, daor zet ie het veurmes met vaaste (Vledder)
- klaaf: An 'n tweepeerds ploeg zit 'n klaever, um hum te verstellen (Dwingelo)
- klauw I: Een klauw an een ploeg, daor kun je een mes achter doen (Klazienaveen)