plomp IV bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, tussenwerpsel
  1. uitroep

    Dat is ja plomp!

    Hij leup op het ies en plomp, hij gunk er deur (Zuidwolde)

    Plomp!, zee ol Willem Boer (Roderwolde)

    Bron: Drentsche Volksalmanak Zie ook:
  2. zeer

    Plomp groot

    Bron: Drentsche Volksalmanak Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...