opscheppen
Die kerel mugden ze hielmaol niet lien, hie dee niks as snakken en pochen (Buinen)
Ie mut als older niet zo op oen kiender pochen, as ze derbij bint (Noordscheschut)
Hie pocht er doezend stukken over (Sleen)
Niet te haard over hum pochen, aans lop e astond met de neus in de wind (Eext)
Het kan gien pochen lieden
Het was het pochen neit weerd
prijzen(Veenkoloniƫn)
De meester pochte het kiend (Dwingelo)
Ze hebben heur pocht dat zai zo mooi schreven haar (Valthermond)
Pochen en in de boks schieten is gien kunst (Anderen)
schroeten