Ook: puier (Zuidwest-Drenthe Zuid), pooier
Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningenpoeder
Deur het lopen had ik vaak een blikgat. Wat poeier der op en klaor is Kees (Hoogeveen)
Dat wicht hef een dik stuk poeier op het gezicht
Der stiet nog een bus met karbid, het is almaol poeier (Sleen)
poeder als medicijn
Ik moe drie keer daogs een poeier innemen (Ekehaar)
De dokter (...) die had hum een puiertien egeven
klap
Geef hum toch een poeier, as hij oe zo pest (Broekhuizen)