poeier -s, de, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: puier (Zuidwest-Drenthe Zuid), pooier

Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
  1. poeder

    Deur het lopen had ik vaak een blikgat. Wat poeier der op en klaor is Kees (Hoogeveen)

    Dat wicht hef een dik stuk poeier op het gezicht

    Der stiet nog een bus met karbid, het is almaol poeier (Sleen)

    Zie ook:
  2. poeder als medicijn

    Ik moe drie keer daogs een poeier innemen (Ekehaar)

    De dokter (...) die had hum een puiertien egeven

    Bron: Oeze Volk Zie ook:
  3. klap

    Geef hum toch een poeier, as hij oe zo pest (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...