poltern onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe
  1. wassen

    Je moet je goed poltern, je heuft niet zunig met waoter wezen (Drouwen)

    Zie ook:
  2. knoeien, spatteren

    De kinder zaten lekker in het waoter te poltern (Ekehaar)

    Met een polsie almaor poltern in de melk

    Zie ook:
  3. baggeren

    Wai mout er mor midden deur hen poltern (Eexterveen)

    Hij polterde dwars deur het laand (Emmer Erfscheidenveen)

    *Eerappels en jonge vrouwlu meut polterd worden is een aold gezegde

    knooien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...