pot
Wil ie die pot mit bonen even op het vuur zetten? (Ruinerwold)
Wie kriegt de beer in de pot
Wat eet wie? (Barger Oosterveld)
Ik heb de pot over het vuur
Wij hebt de bonen in de Keulse pot (Grolloo)
Hij is zo doof as een pot (Diever)
Hij hef een geheugen as een iezern pot (Meppel)
Het is ien pot nat, ...pot vreten (Dwingelo)
Ik moet op de pot passen
Wij moet hèur bij de pot kriegen, aans kan ze dommee niks
Hij is zo dicht as een pot
Het is mij pot um het even
Der moet een aander pot bij het vuur kommen
Hie hef de pot umkeerd
po
De pot stun op de beddeplaank (Roderwolde)
Geel potje
Hij pist bij de pot an
IJ kunt de
pot op
Dan koj lillijk op de pot
'pot van vuurvast materiaal, staande in de
potoven
dop voor de as van het wiel(Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)
De splitpen zat deur de pot (Sleen)
Ik har de potten van de wupkarre verloren (Roswinkel)
De fietskogels zitten in een pot (Roderwolde)
uitholling bij het knikkeren
Op de pot schieten, dat was een mooi spel (Noordscheschut)
pottien...
inzet bij een spel
Ik speule veur de volle pot (Elim)
Ze zetten allemaol drei centen in de pot (Emmer Erfscheidenveen)
Bij het koepierollen won hij de pot (Eelde)
figuur bij het zandstrooien (bb) 'Een rechte kant langs de stoelen. Dan ruitjes ertegenaan en in het
Zie ook:bloemfiguur(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
De pot was het figuur op de raand van de kanten mus, de potmus (Sleen)
Dat gedeelte van de mus, dat strak over het ooriezer trökken wordt, is de pot (Gasselte)
*Der is gien pot zo schief, of der past wel een deksel op (Geesbrug)
De pot verwet de kètel dat hij zwart is (Ruinerwold)
pan
pottien I