prevelement -en, het
  1. zegje

    Wij kregen van mien va eerst een prevelement, veurdat wij met mekaar op pad gungen (Oosterhesselen)

    Hij höldt een hiel prevelement

    Hij hef zien prevelement altied klaor (Hoogeveen)

    Hij har nogal een hiel prevelement

    Zie ook:
  2. standje

    Wij bint er weer veul te late weer; wij zult wel weer een prevelement kriegen (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...