Ook: proeme (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)
pruim, vrucht
Hie waas loslievig nao het eten van die proemen (Balloo)
Witte proemen vin ik lekkerder as blauwen (Sleen)
De wapsen zitten aaltied in de beste proemen (Nieuw Amsterdam)
De dikste proemen
bint schud
de roegste proemen (Norg)
de riepste proemen (Dwingelo)
Aj proemen hebben, hej ok pitten
Kiek de hond in de kont, dan kuj blauwe proemen zein (Roderwolde)
Kuj ok proem zeggen met de mond dicht?
De proemen waren zoer
Het was zo'n dreuge proeme
tabakspruim
Ik heb graag een proempie tebak achter de koezen (Nijeveen)
vrouwelijk geslachtsdeel
Ik wil vanaovend nog even op de proeme (Klazienaveen)
Ken ie ok een proeme zunder pitte? (Barger Compascuum)
Hij zeg dat hij vannacht zien vrouw nog bij de proeme had hef (Dwingelo)
Zij is mit de proeme op de loop (Hoogeveen)
Zij hef jok an de proeme
Zij hef de proeme hoog in de boom
Gao toch is uut zied, aole proeme (Valthermond)
De mot wordt al rood um de proem (Rolde)
ondeugend, wat wijsneuzig persoon(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Wat is dat een
ondeugend proem van een kèreltien (Sleen)