proem de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: proeme (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. pruim, vrucht

    Hie waas loslievig nao het eten van die proemen (Balloo)

    Witte proemen vin ik lekkerder as blauwen (Sleen)

    De wapsen zitten aaltied in de beste proemen (Nieuw Amsterdam)

    De dikste proemen

    bint schud

    de roegste proemen (Norg)

    de riepste proemen (Dwingelo)

    Aj proemen hebben, hej ok pitten

    Kiek de hond in de kont, dan kuj blauwe proemen zein (Roderwolde)

    Kuj ok proem zeggen met de mond dicht?

    De proemen waren zoer

    Het was zo'n dreuge proeme

    Zie ook:
  2. tabakspruim

    Ik heb graag een proempie tebak achter de koezen (Nijeveen)

    Zie ook:
  3. vrouwelijk geslachtsdeel

    Ik wil vanaovend nog even op de proeme (Klazienaveen)

    Ken ie ok een proeme zunder pitte? (Barger Compascuum)

    Hij zeg dat hij vannacht zien vrouw nog bij de proeme had hef (Dwingelo)

    Zij is mit de proeme op de loop (Hoogeveen)

    Zij hef jok an de proeme

    Zij hef de proeme hoog in de boom

    Gao toch is uut zied, aole proeme (Valthermond)

    De mot wordt al rood um de proem (Rolde)

    Zie ook:
  4. ondeugend, wat wijsneuzig persoon(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wat is dat een

    ondeugend proem van een kèreltien (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...