slaag, klap
Dat kind krig meer prugel as eten (Roswinkel)
Ik kreeg mij daor een prugel! (Sleen)
dikke stok(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Nim mar een prugel met oet de bos, want zij hebt daor een hellige hond (Padhuis)
Geef hum wat met de prugel (Padhuis)