regeren overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: regèren (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. besturen

    Het valt niet met um tegenwoordig een laand goed te regeren (Hooghalen)

    Een fienig kereltien, mar hij kon de peerde regeren as de zwaorste kerel (Havelte)

    Zie ook:
  2. regelen

    Ik ken hier ien, die wil hier alles wel regeren (Ekehaar)

    Die regeert daor de hiele hoesholding (Sleen)

    Zo goed as hij de boerderije kan regeren, daor kunt aandern niet an tippen (Geesbrug)

    Bie oons regeert mien vraauw (Emmer Compascuum)

    *Strenge heren regeert niet lange (Elim)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...