rek III -ken, het, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe
  1. rek

    Hij pakte een piep oet het rek (Sleen)

    Wi'j èven det koppien op het rekkien zetten (Hoogeveen)

    Fietsen staot in een rek (Anloo)

    In de keuken heb ik een rek veur de pannen (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  2. houten raam

    IJ kunt meer op de wupkaar holden as der een rek op zit

    Een horre is een rekke mit hiel

    fien gaas (Hoogeveen)

    Ze harren rekken op de waogen zet

    door kwam het zwien in opstaande houten constructie (Tweede Exloërmond)

    rik, juk

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...