rekenschap de
  1. verantwoording

    Daor huuf ik joe gien rekenschap van te geven; dat is mien verantwoording (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. rekening

    Je moet er rekenschap met holden dat de winter gauw veur de deur stiet (Ekehaar)

    Zie ook:
  3. in

    zuk rekenschap geven

    Hij mout zich der goud rekenschap van geven dat het neit weer gebeurt (Vries)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...