verantwoording
Daor huuf ik joe gien rekenschap van te geven; dat is mien verantwoording (Klazienaveen)
rekening
Je moet er rekenschap met holden dat de winter gauw veur de deur stiet (Ekehaar)
in
zuk rekenschap geven
Hij mout zich der goud rekenschap van geven dat het neit weer gebeurt (Vries)