rementen onbepaald, onovergankelijk, wijs
  1. stoeien, donderjagen

    Hol op te rementen, de blooumen vleeigt ja van de taofel of (Eext)

    De kinder zit in het heui te rementen (Barger Compascuum)

    rabalten

    Zie ook:
  2. redden(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Kun ie het nog een beetie rementen, noe as oe de vrouwe zeek is? (Elim)

    Kuj het nog wel rementen zunder hulpe? (Vledder)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...