reukeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe
  1. pulken

    Hij zit mit een stok in de iemenkorf te reukeln (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. rakelen

    Hij reukelde in zien piebe en kraabde de aaske der uut (Emmer Erfscheidenveen)

    Hie zat met de pook in het vuur te reukeln (Balloo)

    Zie ook:
  3. stoken

    Hie zit er aal tuschen te reukeln; daor is het niet beter van (Sleen)

    rakeln, reuteln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...