rien II onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. rijden

    Ze bint um acht ure weg egaone, ze reen achter menare an (Ruinerwold)

    Op dat pèerd kuj niet rien, het is een smèerlap (Sleen)

    Hij hef hum de hoek van het hoes der oet reen (Emmen)

    Zie ook:
  2. drijven(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zij ridt hum achter het gat (Hoogeveen)

    As de ondeugde hum ridt

    Zie ook:
  3. kwaad worden

    Hij ridt beheurlijk

    As ie wat slecht van zien voetbalclub zeggen, dat ridt hij hum (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...