rijden
Ze bint um acht ure weg egaone, ze reen achter menare an (Ruinerwold)
Op dat pèerd kuj niet rien, het is een smèerlap (Sleen)
Hij hef hum de hoek van het hoes der oet reen (Emmen)
drijven(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Zij ridt hum achter het gat (Hoogeveen)
As de ondeugde hum ridt
kwaad worden
Hij ridt beheurlijk
As ie wat slecht van zien voetbalclub zeggen, dat ridt hij hum (Barger Compascuum)