Ook: rille (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
smalle rand, ril
As de snei vroren is en dreug is, drevelt de wind die snei op rillen (Eext)
Ik heb die hamer even op de ril legd
Met plougen is er een male ril zitten bleven op het laand
Hij hef um elk beddegie
een rille maakt (Noordscheschut)
langwerpige hoop
De kraopen lagen in een ril over het laand (Vries)
Het bonksel lag in de koele op een rille (Barger Compascuum)
De rangen eerst in rillen leggen en later in bulties (Zuidwolde)
Het heui weur in rillen op het laand legd (Weerdinge)
weersem
plooi, rimpel
Zij hef de hozen in rillen um de beeinen (Gasselte)