Ook: roepaol (Midden-Drenthe), (Veenkoloniƫn), Spellingvarianten als bij: roe I
paal van een hooischelf(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Een heuibarg hadden ze van vier roe, maar er waren er ook van zes roe (Havelte)
Ik heb met de waogen tegen de rou an zeten (Zeyen)
roede
Gerdienen die op een roe hangt,
kunt niet deurzakken (Schoonebeek)
raamspijl
De roeden
van de ramen bint hielmaol verrot (Stieltjeskanaal)
Der mut een nei roegien ien de roete (Hoogeveen)
Het was vrogger lastig ramen wassen mit al die roegies (Elim)
deel van het weefsel, waarover de scheringdraden lopen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Zie ook:roede van een hengst
As de hingst de merrie dekken wol, mus ie de rou der meisttied inlaaiden (Barger Compascuum)
zweep
pijlijzer zoz, nd)
Een roe is um te peilen of er ok brui in het heui zit (Buinen)
heuiiez(d)er)
molenwiek
Der is ien roe van de meul kepot (Sleen)
Zo'n roe weur hielemaole bedisseld (Zuidwolde)