roegte -s, de
  1. ruigte, ongecultiveerd land

    Een eend legt in de roegte (Roderwolde)

    Wij hebt aordig roegte in het land

    In dei roegte wil echt niks gruien (Roswinkel)

    Zai wonen heilemaol aachter in de roegte

    Op een boel baarms gruit van die lange ruugte

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...