Ook: ropen (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), rooupen (Midden-Drenthe), roupen (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
roepen
Moet wij der nog meer volk bij rooupen (Anloo)
Even wachten hoeveul as e röp
De koekoek rup tegen regen (Erica)
Ik zal oe der morgenvro wel uutroepen
schreeuwen
Ie hoeft niet zo hard te roepen, ik bin niet doof (Ruinerwold)
Roepen en reren
Hij röp moord en braand (Meppel)
wekken
Ik heb oe al zo vake ereupen. Heur ie niet, da'k oe roepe (Zuidwolde)
ontbieden
Roep ze maor even; het is middag (Mantinge)
Wil ie de hond roepen? Die is vlak achter het huus (Elim)
pochen
Het mot geweldig wezen, ze roupt er nogal over (Barger Oosterveld)
Meester ruup er niet zo haard van