roezig I bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: ruzig (Zuidwest-Drenthe)

  1. druk, rumoerig

    Bij de buren hebt ze een aordig roezige hoesholding (Hijken)

    Wat bint de kiender ruzig, wij kriegt nog meer slecht weer (Noordscheschut)

    Zie ook:
  2. onstuimig

    Het is vandaag roezig weer (Zwinderen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...