rollen werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: rulen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. rollen

    Die stien kuj beter rollen as tillen (Klazienaveen)

    Ik heb mie zo zat eten, ik kan wol rollen (Roswinkel)

    Zij harren een lol, zij rolden over aover de grond

    De knikkers ruulden aover de vloere (Hoogeveen)

    As wij neijaorskoken bakt, rule wij ze um het ruulholtien (Diever)

    Zie ook:
  2. bewerken met de landrol

    Het laand mot nao het zaaien rold worden (Emmer Erfscheidenveen)

    Molleritten en pinkestappen mut dicht erold worden (Zuidwolde)

    Zie ook:
  3. fietsen(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe)

    Hij was veur het eerst weer op fietse, hai kwam der zo mooi aanrollen (Valthermond)

    Zie ook:
  4. keren van gras(Kop van Drenthe)

    Een zwao gras wör rold of keerd (Roderwolde)

    Het gras is nog niet goud dreug, wai zullen het nog een keer rollen (Norg)

    Zie ook:
  5. niet willen snijden van brood(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Die stoete rolt veur het mes, die is nog te vars (Padhuis)

    ruult veur het mes uut (Ruinerwold)

    rolt veur het mes an (Drouwen)

    Zie ook:
  6. vallen

    Hie is oet de kakstoel rold (Sleen)

    Ik kwam te rollen (Meppel)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...