romp -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: rompe (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe)

  1. romp

    De kop stun scheif op de romp (Eelde)

    Van een kouwe of een peerd dei der goud oetzagen en zwoor bouwd waren, weurd wal zegd dat er een gou (Barger Compascuum)

    Een lood koffie in het rompie van de koffiemeul doen, en dan malen (Odoorn)

    Het hoes is nog lang niet klaor, allèn de romp stait er nog mor (Eexterveen)

    De romp van een vliegtuug of van een schip (Broekhuizen)

    Zie ook:
  2. buik(Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wat hef die kerel een dikke romp (Klazienaveen)

    Die koe vret zuch de romp goed vol (Exlo)

    Zie ook:
  3. lichaam(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    De hiele romp döt mij zèer (Sleen)

    Zie ook:
  4. stevig dier(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wat een romp van een koe (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...