rondkommen onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. rondkomen

    Hij komt nich rond mit zien geld (Nieuw Schoonebeek)

    Het valt niet mee van zo'n loontie te mutten rondkomen (Noordscheschut)

    Zie ook:
  2. tot een akkoord komen

    Wij kunt niet rondkommen over de pries (Pesse)

    Deur een goud gesprek binnen wai rondkommen (Norg)

    Zie ook:
  3. de bocht maken

    Hij kun met die wagen niet rondkommen (Emmen)

    Zie ook:
  4. ten einde raad zijn

    Wij zint zuver rondkommen met hum (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...